(De foute gedachte achter de 1,50 meter-regel).
De lengtemaat die we de laatste dagen het meest gehoord en gelezen hebben is, anderhalve meter. In cijfers uitgedrukt: 1,50 meter. Volgens deskundigen en volgens onze regering is dit de juiste afstand die we moeten bewaren tussen onszelf en anderen. Gesprekspartners, klanten of collega’s, vreemden in de wachtrij bij de kassa, in onze strijd tegen het virus, moeten wij ze op anderhalve meter van ons houden, zo luidt het advies.
Dat deze magische afstand in veel situaties niet of nauwelijks hanteerbaar is, lijkt een kleine bijkomstigheid. Vrijgevochten en eigenzinnig volk als wij zijn, geldt voor ieder van ons dat nood hier makkelijk wetten breekt. We passen, in het geval dat 1,50 meter afstand onwerkbaar is, zelf gewoon een nieuwe regel toe en die luidt: ‘Mocht je geen 1,50 meter afstand kunnen houden van de ander, doe het dan niet’.
En zo zijn er dus tal van fysiotherapeuten die gewoon patiënten met een verrekte schouderspier behandelen, thuiskappers die nog flink in het rond knippen, nagelstylisten die vol overgave zitten te punniken aan de nagels van klanten die op circa 50 centimeter van de behandelaar verwijderd zitten. Oké, het moet gezegd: deze laatste beroepsgroep had overigens wel een voorzienige geest. Ruim voor wij het woord corona kenden, liepen zij al met mondkapjes op. Maar dat daargelaten.
Terug naar die 1,50 meter. Ik signaleer hier een cruciale denkfout in het brein van de bedenker van de 1,50 meter-regel. De aanzet die resulteerde in de slechte communicatie van rijkswege om 1,50 meter afstand van elkaar te houden. Maar wat is 1,50 meter nou eigenlijk? Laat mensen aanwijzen wat zij onder 1,50 meter verstaan en je zult zien dat ze nog geen meter voor je uitstippelen. Is het één of twee fikse stappen? Nee, het is anderhalve stap! Moet jij voor de lol eens tegen een aap zeggen dat hij anderhalve stap moet maken. Juist. Dat kan een aap helemaal niet! Dat komt niet in zijn systeem voor. Een aap kan één stap maken. Of twee, drie of meer. Maar een afstand van 1,50 inschatten? Forget it.
En vraag jij je nu af of ik ons intelligente mens met de aap vergelijk? Ja, inderdaad, dat doe ik. Want een aap, je weet het, behoort ook tot de primaten. Net als wij mensen.
Het begrip 1,50 meter is te subjectief. Vlees nog vis. Een zouteloze instructie, een vruchteloos advies. Het is een rekeneenheid, een formule, een getal. Het is een afstand die net zolang is als wat de gek ervan maakt. En dat die gekken er zijn, dat hebben we gezien in het openbare domein. 1,50 Meter is net zoiets als 1,50 liter. En dat is net geen twee pakken melk. Zo is 1,50 meter, net geen twee meter. En omdat het ‘net geen’ is, slaat de onduidelijkheid toe. Wat mijn advies was geweest? HOUD 5 STAPPEN AFSTAND! Een instructie waarmee zelfs een kind zou kunnen leven.
Naschrift:
Edward Hall (USA) heeft ooit bestudeerd hoe wij in onze cultuur afstanden hanteren. Hij ontdekte dat de westerse mens grofweg vier afstanden onderscheidt en in tal van situaties in acht neemt. De vier afstanden die wij in ons sociale verkeer gebruiken, zijn:
1) de intieme afstand (0 tot 60 centimeter)
2) de persoonlijke afstand (60 cm tot 1,20 meter)
3) de sociale afstand (1,20 tot 2 meter)
4) De publieke afstand (meer dan 2 meter).
Als de beleidsmakers en de bedenkers van die slecht bedachte 1,50-meter-regel deze kennis hadden gehad, hadden ze absoluut voor no. 4 gekozen, voor de publieke afstand.